Onze orgels

 

Er zijn twee orgels in de Dorpskerk: een twee klaviers kabinetorgel en een Monarke orgel. Hieronder volgt van elk een beschrijving.

Luisteren orgels

Twee klaviers kabinetorgel

Gebouwd door H.H. Hess te Gouda, ca. 1790

Hendrik Hermanus Hess werd geboren op 10 Oktober 1735 te Leeuwarden. Hess werkte aanvankelijk als kleermaker in het bedrijfje van zijn vader. Zijn broer, Joachim, werd in 1754 benoemd als organist van de Janskerk te Gouda. Hij haalde Henrik naar Goudse toe waar hij op 17 januari 1755 “poorter van Gouda”werd, hetgeen betekende dat hij stadsbewoner was met stadsrechten en mogelijk behoorde tot het patricitaat.

Hess trouwde driemaal t.w. in 1760 met Petronella van Hambergen, in 1768 met Neeltje van Oosterhout en toen ook zij overleed met Margaretha Fek in 1783. Met name zijn laatste twee vrouwen waren zeer vermogend zodat het vermogen van Hess rond 1790 geschat werd op €23000.
Als de zoon van Hess, Jacob, in 1794 besluit in Leiden theologie te gaan studeren vertrekken ook Hess en zijn vrouw naar Leiden. Tijdens een zakenreis in Gouda overlijdt Hess plotseling op 29 juli 1794 en wordt hij in de Janskerk aldaar op 31 juli begraven.

Hess is vooral door zijn broer Joachim aangezet tot het bouwen van orgels, een vak waarin hij natuurlijk goed gebruik kon maken van de relaties die zijn broer erop na hield.
Belangrijk voor de onervaren Hess was de invloed van zijn meesterknechten, waaronder waarschijnlijk ook Johannes Josephus Mitterreiter die later zelf een niet onbelangrijke orgelbouwer is geworden.
Hess bouwde voornamelijk huiskamerorgels en kleine kerkorgels en heeft in totaal vele tientallen instrumenten weten te vervaardigen. Het eerste wat grotere orgel bouwde hij in 1760 voor de gereformeerde kerk van Bodegraven.

Het twee klaviers kabinetorgel in de Protestantse Kerk van Lobith is waarschijnlijk het enige overgebleven instrument van de enkele twee klaviers kabinetorgels die Hess heeft gebouwd. Het orgel dateert uit een latere bouwperiode van Hess, ca. 1790.

Het orgel omvat 12½ stem hetgeen uitzonderlijk veel genoemd mag worden voor een kabinetorgel. De dispositie is als volgt:

Ondermanuaal

Holpijp

8’

 

Prestant

8’

 

Fluit

4’

 

Quint

3’

 

Gemshoorn

1’

 

Mixtuur

III sterk

 

Schalmei

8’

 

Bovenmanuaal

Holpijp

8’

 

Viola da gamba

8’

 

Prestant

4’

 

Open fluit

2’

 

De prestant 4’ staat deels sprekend in het front geplaatst. Bijna alle stemmen zijn opgedeeld in een diskant en Baskant.

Gedeelde koppel II – I, klavieromvang C-f’’’.

Het orgel is eigendom geweest van de bekende organist van de nieuwe kerk in Amsterdam, Daniel Brachthuijsen (1779-1832)

Het is op een publieke verkoop in 1848 aangekocht door de toenmalige kerkvoogden van Lobith. In 1941 werden de eerste concrete plannen tot restauratie gemaakt. Kosten werden toen begroot op €600 en zou worden uitgevoerd door de hr. van Dam uit Utrecht. Mede door de onzekere oorlogsjaren zaten er nogal wat risico’s aan de plannen, zeker ten aanzien van het vervoer van het orgel naar utrecht. De heer van Dam hield de zaak op sleeptouw en achteraf maar goed ook want in de geplande restauratietijd werd zijn werkplaats in Utrecht plat gebombardeerd.

In 1947 is de draad weer opgepakt maar ook toen wou het niet vlotten totdat uiteindelijk de firma van Vulpen in maart 1950 een goed retauratieplan opstelde hetgeen ook door hun werd uitgevoerd. Het gerestaureerde orgel werd op 1 april 1952 ingespeeld, waarvan door de NCRV destijds nog een radiouitzending werd verzorgd. Tijdens de restauratie van de kerk beginjaren zestig is het orgel opgeslagen geweest in kisten. Overigens is het in diezelfde periode voor twee maanden tentoongesteld op een expositie “Nederlandse orgelpracht”te Haarlem (juli 1961).

Toen herplaatsing werd uitgevoerd in februari 1964 bleek dat vocht en het nieuwe hete lucht verwarmingssysteem hun verwoestende werking hadden verricht. Bijna alle hout/lijmverbindingen waren los getrokken. Sinsdien zijn de vorderingen voor herstel minimaal geweest. In april 1985 is er een nieuwe orgelcommissie in het leven geroepen en deze wil proberen het orgel te bewaren voor het nageslacht.

Het is inmiddels weer gerestaureerd en wordt iedere zondag bespeeld.

Monarke orgel

Gebouwd door I.S.R. Monarke te Veenendaal, oktober 1986

Het monarke orgel wat als hoofdorgel in deze kerk staat is een electronisch orgel, maar de hele opzet en bouwwijze is gelijk aan een pijporgel. De ombouw welke ontworpen is door onze eigen organist, bevat een symboliek en wel deze:

Het orgel is opgebouwd uit drie torens, voorstellende de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Iedere toren bevat zeven pijpen, het in de Bijbel heilige getal, hier voorstellende het scheppingsverhaal. Tenslotte de twee verbindingstukken voorstellende de twee stenen tafelen waarop de “tien geboden” staan geschreven als het fundament van ons geloof.
Zo kunnen dan, in dat licht bezien, de Tien geboden en de Drieeenheid scheppend werken mede doordat zij onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn.

De technische opzet van dit orgel is gelijk aan die van een pijporgel, zo zijn de registers uitgevoerd volgens het sleeplade principe. Iedere toon  kent zijn eigen toonopwekking die kan dus per stem, per toets apart worden geïntoneerd. Op deze wijze kan zowel de “spuck” (voorspraak), als de mensuur (kleiner worden van de pijphoogte in relatie tot de pijpdiameter), van een pijporgel zeer nauwkeurig worden nagebootst.

Het speakersysteem, ca 24 stuks, geeft de stem per speaker weer. Twee stemmen zijn uitgevoerd met een C-cis lade waardoor het cromatisch “springen”van de tonen door de kast wordt bereikt.
Het orgel omvat twee klavieren (C – g’’’) en heeft een volledig pedaal.

De dispositie is als volgt

 Hoofdwerk

Prestant

8’

 

Roerfluit

8’

 

  Gamba

  8′

 

Octaaf

4’

 

Fluit

4’

 

Quint

2-2/3

 

  Octaaf

  2′

 

Terz

1-3/5′

 

Mixtuur

3-7 sterk

 

Trompet

8’

 

 Zwelwerk

  Prestant

  8′

 

Holpijp

8’

 

Viola di Gamba

8’

 

Viox Celesta

8’

 

Octaaf

4’

 

RoerFluit

4’

 

Nasard

2-2/3’

 

Woudfluit

2’

 

Scherp

III-III st

 

kromhoorn

8′

Hobo

8′

 

Pedaal

Violon

16’

 

Subbas

16’

 

Prestant

8’

 

Gedeckt

8’

 

  Trompet

  8′

 

Fagot

16’

Verder kennen zowel hoofd- als zwelwerk een tremulant, is er een koppel hoofd-zwelwerk en een koppel van pedaal op beide werken en 7 aanvullende stemmen.